Een eerste schrijfsel over onze Amerika-reis. Over wasberen en etensresten.
de bewuste picknicktafel met sporen van de wasbeerpoten:
het troostende zicht de volgende dag in Yosemite National Park:
‘Jawel, ik ruik het wel. Het zijn worstjes op
de BBQ, een paar zijn nog niet helemaal doorbakken. Waarschijnlijk niet lang
genoeg op het vuur laten liggen, zo ken ik ze wel, die ongeduldige toeristen
van tegenwoordig.’
‘Ga dan even kijken, schat. Ik blijf met de
kindjes hier in de boom wachten, ok?’
Papa wasbeer trippelde zo geruisloos mogelijk
uit de boom en sloop langs de tent van de toeristen naar de picknicktafel. Hij
zag een mooie rode huurwagen maar liet zich niet afleiden en concentreerde zich
volledig op zijn neus. Komaan, liefste reukorgaan, waar zijn die worstjes, waar
zijn die worstjes, fluisterde hij in een mantra tegen zichzelf. Hij had die
lekkernij niet meer gegeten sinds die keer dat die Duitsers op dezelfde
camping, gelegen in Mariposa vlakbij Yosemite, een mini-oktoberfest hadden
georganiseerd. Om drie uur ’s middags tijdens de heetste dag van juli,
godbetert. Ladderzat waren ze hun camper ingekropen en natuurlijk hadden ze
niets opgeruimd. Bij de eerste schemering kon het eetfestijn voor de familie
wasbeer beginnen. Die Duitsers hebben natuurlijk, dronken als ze waren, niets gehoord. Ik had ‘s
ochtends hun gezicht wel willen zien, dacht papa wasbeer.
‘Verdammt, hebben wij
echt alles opgegeten gisteren? Ik dacht echt dat er nog zuurkool over was’, zo
had het waarschijnlijk geklonken.
Papa wasbeer rook al snel waar die lekkere
geur vandaan kwam. Even was er teleurstelling toen hij op de picknicktafel enkel
twee blauwe borden zag met daarop wat etensresten. Eén likje en het zou op
zijn, daar kon hij zijn gezin geen plezier mee doen. Maar al snel zag hij dat
er onder die borden iets verstopt lag. Hij sprong atletisch op de picknicktafel
om het van dichtbij te kunnen bekijken
en te besnuffelen. Zijn neus had maar enkele tellen nodig om worstjes (yes!) te
herkennen maar ook half gebakken paprika en ui, koude tomaatjes met basilicum
en een aardappel in de schil. Hier zullen ze blij mee zijn, wist hij, dat is
zeker genoeg voor de hele familie. Hij bracht zijn staart in stelling en duwde met
één slag het hele zootje op de grond. Een hels kabaal was het, zeker omdat er
ook nog bestek op de borden lag. Hij zag meteen het plastieken bakje met de
etensresten liggen.
‘Papa, papa, mogen wij nu komen, het ruikt zo
lekker!’ riepen zijn drie kinderen in koor.
‘Ja, kom nu maar!’
De hele familie kwam voorzichtig uit de
aanpalende boom en begon aan de lekkere maaltijd. Tot er plots een fel licht in
hun ogen scheen vanuit de tent van de toeristen. Die waren zeker wakker
geworden van dat kabaal.
‘Rustig blijven zitten, jongens. Als we niet
bewegen dan zien ze ons niet.’
Even later ging het licht uit en konden ze
verder smullen. Maar het smaakte zo goed dat de twee kleinste wasbeertjes te
enthousiast werden. In een gevecht om het laatste stukje aardappel in de schil
stootten ze de wasbak van de toeristen om. Alle potten en pannen vielen kletterend op de grond. Opnieuw ging er licht aan in de tent en niet veel later stapte
een toerist, enkel gehuld in onderbroek en zaklamp en met duidelijke wallen
onder zijn ogen, hun richting uit.
‘We blazen de aftocht! Kom, vrouw en kinderen,
we zijn weg, het is goed geweest.’
Langzaam maar zeker zette de familie wasbeer
zich in een rij van groot naar klein en nadat papa wasbeer het startsignaal had
gegeven, schuifelden ze het struikgewas in, als een fanfare die een geslaagd feest
afsloot. De kleinste wasbeer draaide zich nog één keer om en zag de bijna
naakte toerist die opnieuw de tent inkroop. Het gegniffel van zijn liefje
hoorden ze niet meer.
het vuur waarop de worstjes gebakken werden:
de bewuste picknicktafel met sporen van de wasbeerpoten:
het troostende zicht de volgende dag in Yosemite National Park:
muziek: Rocky Raccoon (wasbeer) van The Beatles: