Tour de Scandinavie

(of hoe ik de Tour probeerde te volgen op vakantie in het Noorden)

Mijn vriendin en ik vertrekken met de wagen, met de fietsen in de koffer, op de dag na de finale van het WK voetbal. Geen wonder dat de krant in het benzinestation in Duisburg vol staat met foto’s van juichende Duitsers. Op de voorlaatste pagina vind ik toch een mini-artikel over de Tour. Contador stapt eruit en Nibali wint de etappe. Dat is alles wat er staat. De Duitse media en de Tour, de relatie staat duidelijk nog steeds niet op punt.

Op de camping aan de Elbe, niet ver van Hamburg, is er geen wifi. Ik blijf in het ongewisse over de etappe van die dag. De camping in Hillerød, ten noorden van Kopenhagen en onze volgende stop, heeft wel wifi. Maar de verbinding is traag. Het duurt een eeuwigheid voor de website van Sporza is geladen. Ik krijg uiteindelijk enkel de titel van het artikel te zien: ‘Gallopin blijft spurtend peloton voor’. Of Gallopin al de hele dag in een ontsnapping zat, of hij in de laatste kilometer, Jelle Nijdam-gewijs, is gedemarreerd, ik heb er het raden naar. 

Op de ferry tussen Helsingør (Denemarken) en Helsingborg (Zweden) koop ik een Deense krant genaamd Ekstra Bladet. We zoeken een plaatsje in de lounge, met zicht op het water. Ik sla de krant open en vind maar liefst zes pagina’s Tour-nieuws. Eindelijk. Ik zie de volledige rituitslag en het volledige klassement voor mij. Dat doet me denken aan de tijd toen ik als elfjarige jongen met een stuk van twintig frank de Gazet van Antwerpen mocht gaan kopen. Ik kreeg 1 frank terug van de mevrouw van de krantenwinkel en draaide daarmee een kauwgom in de automaat op de stoep. Thuisgekomen besteedde ik uren met het bestuderen van het klassement. Tegenwoordig plaatst de krant die wij lezen (De Morgen) enkel de top tien van uitslag en klassement, de rest moet je maar op de website gaan zoeken. Terug naar Ekstra Bladet. Ik ben het Deens niet machtig, van de artikels en interviews begrijp ik maar enkele woorden. Maar ik zie wel dat de krant veel aandacht heeft voor de Deense deelnemers: er zijn paginagrote artikels over Mørkøv en Fuglsang en naast alle Deense renners staan ook de leden van de Deense Tinkoff-Saxo ploeg vetgedrukt in het klassement.

Enkele dagen voor het begin van onze reis fietste ik van Antwerpen naar de Belgische kust, een tocht van ongeveer 150 km. Ik had de route helemaal uitgestippeld aan de hand van knooppunten en de lange lijst van cijfers op de bovenbuis van mijn koersfiets gekleefd. De hele dag was ik bezig met die knooppunten: welke ik moest volgen, hoeveel ik er al gedaan had, hoeveel kilometers ik nog moest afleggen, of ik er nu één gemist had of niet … Ik ben dorpen doorgereden waar ik niets over kan vertellen, geconcentreerd als ik was op mijn bovenbuis en op die knooppunten. Dan is het vandaag in Zweden aangenamer fietsen. Ik heb geen kaart van die omgeving (wegens, u raadt het al, geen wifi op de camping) en geen idee waar ik naartoe aan het fietsen ben. Deze keer moet ik wel bijzondere aandacht hebben voor de omgeving en herkenningspunten in het landschap zodat ik de weg terug kan vinden. Verloren rijden is geen optie want ik heb maar één bus water en een halve koek bij. Een prachtige alleenstaande villa, een idyllische spoorwegovergang (ja, het bestaat), een kabbelend beekje naast een bloemenveld, een groene wei met in het midden een uitkijktoren, ik prent het mij allemaal in terwijl ik lukraak wegen insla. Het is fantastisch. Als je het mij vraagt dan rij ik deze route binnen tien jaar nog steeds blindelings. Op en neer, constant schakelend, elk detail in het landschap waarnemend. En waar dat blonde meisje in badpak met de bravoure van een F1-coureur het gras van de steilste gazon die ik ooit heb gezien aan het afrijden is, daar is het naar rechts. En de Tour? De Zweedse krant ‘Aftonbladet’ heeft een sportkatern van twintig pagina’s met nieuws over voetbal, golf, atletiek, paardrijden en catch (!). Op de voorlaatste pagina prijken de namen van de eerste vijf renners van de 13e rit in de Tour. Meer niet. En Nibali wint, nog maar eens.

In Oslo fiets ik op aanraden van vrienden naar het hoogste punt van de stad, naar Holmenkollen waar de skischans staat. Onderweg naar boven kruis ik verschillende renners die naar beneden suizen met een brede glimlach op het gelaat. In de eerste honderden meters haal ik, op een veel te groot verzet, enthousiast een man op een mountainbike in. De weg blijft steil naar boven lopen, ook voorbij de skischans en al snel moet ik naar het kleinste blad schakelen. Al peddelend geniet ik van het prachtige panorama op Oslo en zuig ik mijn longen vol frisse buitenlucht. Bijna boven passeer ik een bergmeertje waar er volop gezwommen en gezonnebaad wordt. Helemaal boven drink ik een koffie en eet ik een wafel met slagroom op het terras van een houten chalet en denk ik na over Noorse wielrenners. Met zo’n prachtige helling moet je toch klimmers kunnen kweken. Maar vraag aan een gemiddelde wielerliefhebber om drie Noorse coureurs op te noemen en de meerderheid komt af met Hushovd, Hagen en Kristoff. Sterke beren die het van hun eindschot moeten hebben. Klassieke renners ook, maar geen klimmers. Ik denk aan Dag-Otto Lauritzen, de Noor die in 1987 de etappe naar Luz-Ardiden won en maak een mentale notitie om thuis in de Wielerrevue van dat jaar op te zoeken of hij een gevleugelde klimmer was of toch ook een krachtpatser die op karakter naar boven reed. Ik daal af naar het centrum van de stad en op mijn laptop lees ik dat Kristoff de afgelopen dagen twee massaprints heeft gewonnen. Toch een land van sprinters dus. 

Stavanger is een stadje dat geconstrueerd lijkt te zijn voor cruisepassagiers. Compact, een oude stadskern, een imposante kathedraal, grotendeels autovrij, een groot aanbod van winkeltjes, cafeetjes en restaurants en in het midden van de stad een grote vijver met prachtig aangelegde bloementuintjes er rond. We lopen kriskras door de stad en we passeren een café waar een tv-scherm hangt. ‘Kijk de Tour op tv!’ zegt mijn vriendin en ze vraagt of ik hier iets wil drinken. Ik kijk naar het scherm en zie een renner van Lampre de tijdrit afwerken. Het doet me niets.  ‘Nee, we vinden nog wel iets gezelligers’, zeg ik en we lopen verder. Martin zal wel de tijdrit winnen, Kittel de sprint in Parijs en Nibali de Tour. We komen middenin het grootste culinaire festival van Scandinavië terecht, drinken kersensap en een cappuccino op een zonnig terras en kijken naar de mensen van op een bankje aan het water. Ondanks dat ik zo weinig van de Tour gezien heb, ervaar ik toch een gevoel van overkill. Eigenlijk zoals elk jaar tijdens het laatste weekend van de Tour. Maar op dat bankje aan het water denk ik wel na over waar ik de volgende dag ga fietsen. De liefde voor het fietsen zal altijd blijven.